Zwangerschaps- en ouderschapsverlof zijn vandaag de dag bijna vanzelfsprekend, maar dat was ooit wel anders. Terwijl onze oma’s vaak moesten doorwerken tot ze letterlijk bijna in het kraambed belandden, genieten wij van regelingen die steeds meer gericht zijn op balans en gelijkheid. Hoe zijn we van toen naar nu gekomen? Tijd voor een trip door de geschiedenis van verlof in Nederland – met een vleugje nostalgie!
De tijd van onze oma’s: Werken tot de weeën
Het is vandaag de dat niet meer voor te stellen: je bent zwanger, maar verlof bestaat niet. Je werkt door tot je buik letterlijk in de weg zit, en als je geluk hebt, kun je je een paar weken voor je uitgerekende datum “ziek” melden. Dit was de realiteit voor veel vrouwen in de jaren ’50 en ’60. Zwangerschapsverlof zoals wij dat nu kennen, was ondenkbaar. Toch draaiden onze oma’s hun hand niet om voor doorzetten.
In de jaren ’50 en ’60 was het traditionele rolpatroon glashelder: mannen zorgden voor het inkomen, vrouwen voor het huishouden en de kinderen. Veel vrouwen stopten dan ook met werken zodra ze trouwden of kinderen kregen, omdat men vond dat “moeders thuis hoorden.” Voor de enkeling die wel bleef werken, zoals fabrieksarbeidsters, verpleegsters of winkelmedewerkers, was er geen enkele regeling om zwangerschap en werk te combineren.
Het idee dat je als werkende moeder een carrière kon hebben én kinderen kon opvoeden, bestond niet. Trouwen betekende vaak automatisch ontslag, en als je zwanger werd, kon je erop rekenen dat je niet lang meer op de werkvloer welkom was. Werkgevers zagen zwangerschap simpelweg als een “probleem.”
Zwangere vrouwen werkten vaak door tot hun buik letterlijk in de weg zat. En met werken bedoelen we niet achter een bureau zitten – het ging vaak om fysiek zwaar werk. In fabrieken, ziekenhuizen en huishoudens werd van vrouwen verwacht dat ze doorgingen tot ze echt niet meer konden. Omdat er geen officiële verlofregeling was, was de enige oplossing om je “ziek” te melden een paar weken voor je bevalling.
Het was dan ook niet ongebruikelijk dat vrouwen letterlijk van de werkvloer het kraambed in gingen. Zwangerschap werd gezien als iets dat je erbij deed, zonder dat je daar speciale rechten of ondersteuning voor kreeg.
Een zwangerschap geheimhouden was vaak een noodzaak. Zodra je buik zichtbaar werd, kon dit reden zijn voor ontslag. Er was geen wettelijke bescherming voor zwangere vrouwen, en werkgevers zagen zwangerschap als een obstakel voor productiviteit. Het kwam zelfs voor dat vrouwen met strikte kledingvoorschriften probeerden hun groeiende buik te verbergen om hun baan te behouden.
Voor vrouwen die stopten met werken, wachtte thuis geen rust. Het huishouden runnen, kinderen opvoeden en koken voor grote gezinnen was fysiek en mentaal zwaar. Kinderopvang was er nauwelijks, behalve voor de allerrijksten, dus alles kwam op de schouders van moeders terecht. Het werk dat vrouwen thuis deden, werd als vanzelfsprekend gezien.
Feitje: Slechts 10% van de vrouwen had in de jaren ’50 een baan, en dat percentage was in de jaren ’60 nauwelijks hoger.
Pas in de jaren ’70 kwam er aandacht voor de rechten van werkende moeders. De eerste stappen naar zwangerschapsverlof werden gezet, maar de generatie van onze oma’s moest het zonder doen.
De tijd van onze moeders: De eerste stappen naar verlof
De jaren ’80 en ’90 waren een periode van verandering voor werkende vrouwen en moeders. Verlofregelingen begonnen eindelijk vorm te krijgen en vrouwen stonden steeds steviger in hun schoenen op de werkvloer. Dit was niet alleen noodzakelijk, maar ook een mijlpaal in de emancipatiebeweging. Werken en moeder zijn werd eindelijk iets wat samen kon. Maar er was nog een lange weg te gaan. Zwangerschapsverlof werd in deze tijd uitgebreid naar 16 weken: 6 weken vóór de bevalling en 10 weken erna. Voor het eerst werd verlof gezien als méér dan een gezondheidsmaatregel. Het werd erkend als een recht van vrouwen om te herstellen én van hun baby te genieten zonder financiële zorgen. Dit was een belangrijke stap, maar nog lang niet vanzelfsprekend.
Wist je dat veel vrouwen in de jaren ’80 moeite hadden om hun recht op verlof daadwerkelijk op te nemen, omdat werkgevers niet gewend waren aan vrouwen die na hun zwangerschap terugkeerden?
In dezelfde periode kregen vaders in de jaren ’90 eindelijk twee dagen kraamverlof. Dit was net genoeg om de geboorte van hun kind mee te maken, het kind aan te geven bij de gemeente en misschien een beschuit met muisjes te smeren. Daarna moesten ze direct terug naar werk. Geen wonder dat onze moeders vaak het gevoel hadden dat ze er alleen voor stonden.
In veel Europese landen hadden vaders in de jaren ’90 al langer verlof, zoals in Zweden waar vaderschapsverlof al in de jaren ’70 werd ingevoerd. Nederland liep hierin achter.
In de jaren ’90 werd een nieuwe regeling geïntroduceerd: onbetaald ouderschapsverlof (max 13 weken). Dit gaf ouders de mogelijkheid om onbetaald verlof op te nemen en meer tijd met hun kind door te brengen. Hoewel het een mooie gedachte was, kon lang niet elk gezin zich het salarisverlies veroorloven. Het bleef daardoor vooral een optie voor gezinnen met een hoger inkomen. Toch was dit de eerste stap naar meer flexibiliteit en keuzevrijheid voor werkende ouders.
Hoewel verlofregelingen verbeterden, bleef de werkelijkheid voor werkende moeders vaak uitdagend. Het combineren van een carrière en gezin bracht veel druk met zich mee. Moeders voelden zich verantwoordelijk voor zowel hun werk als het huishouden, en de verwachtingen van werkgevers waren vaak niet afgestemd op de behoeften van werkende ouders. daarom kozen veel moeders in de jaren ’80 en ’90 voor deeltijdwerk. Nederland kreeg hierdoor het hoogste percentage deeltijdwerkers in Europa. Kinderopvang was in die tijd beperkt en (toen al) duur. Voor veel gezinnen was het financieel daarom voordeliger als één ouder minder ging werken, wat resulteerde in dat meestal de moeder parttime ging werken of helemaal stopte met werken.
De jaren ’80 en ’90 markeerden het begin van een nieuw tijdperk voor werkende ouders, maar het waren ook jaren waarin veel vrouwen moesten vechten voor hun plek op de werkvloer. De verbeterde verlofregelingen zorgden ervoor dat vrouwen steeds vaker konden blijven werken na de geboorte van hun kinderen. Het was een stap vooruit in de emancipatie, al bleef het vooral voor moeders een uitdaging om de balans te vinden.
Wat begon met zwangerschaps- en ouderschapsverlof, groeide later uit tot meer inclusieve regelingen zoals betaald vaderschapsverlof en flexibele werkmogelijkheden. Toch zijn de eerste stappen in de jaren ’80 en ’90 de basis geweest voor de verlofregelingen zoals we die nu kennen.
Met de verbeteringen die in deze tijd werden doorgevoerd, begon de samenleving langzaam te begrijpen dat ouderschap en werk geen keuze hoeven te zijn, maar hand in hand kunnen gaan.
En vaders? Die stonden nog steeds een beetje aan de zijlijn. In de jaren ’90 kregen ze welgeteld twee dagen kraamverlof, genoeg om de geboorte mee te maken en een beschuit met muisjes te smeren. Geen wonder dat onze moeders vaak het gevoel hadden dat ze er alleen voor stonden, zowel thuis als op de werkvloer.
Ouderschapsverlof deed ook zijn intrede in de jaren ’90. Ouders kregen de mogelijkheid om onbetaald verlof op te nemen om meer tijd met hun kind door te brengen. Hoewel het een mooie gedachte was, konden lang niet alle gezinnen zich het salarisverlies veroorloven. Toch was dit de eerste stap naar meer keuzevrijheid en flexibiliteit voor werkende ouders.
Onze tijd: Balans en gelijkheid
In het afgelopen decennium hebben verlofregelingen een ware transformatie doorgemaakt. Waar ouders in de jaren 2000 nog beperkte mogelijkheden hadden, begonnen de jaren ‘10 met de roep om meer gelijkheid en balans tussen werk en gezin. En die roep werd gehoord. In 2019 kregen partners eindelijk recht op aanvullend geboorteverlof: vijf weken betaald verlof, vergoed door het UWV (70% van het salaris). Hiermee kregen zij de kans om niet alleen aanwezig te zijn bij de geboorte, maar ook actief deel te nemen aan de eerste weken met hun kind. Toch bleef een groot aantal vaders in 2019 terughoudend om de volledige vijf weken op te nemen. De belangrijkste reden? Het conservatieve beeld vanuit de werkgever.
In 2022 volgde een belangrijke stap: ouders kregen recht op negen weken betaald ouderschapsverlof in het eerste levensjaar van hun kind. Dit wordt vergoed door het UWV (70% van het dagloon). Dit maakte het voor veel gezinnen financieel haalbaarder om meer tijd met hun baby door te brengen. De recente jaren laten een duidelijke trend zien: ouderschap wordt steeds meer gezien als een gedeelde verantwoordelijkheid. Werkgevers spelen hierop in door extra verlofopties aan te bieden en flexibele werkmodellen te introduceren.
Trends en de toekomst van verlof
En nu? Verlofregelingen blijven zich ontwikkelen. Bedrijven zetten steeds vaker in op flexibel werken en inclusieve verlofregelingen. Denk aan adoptieverlof, pleegzorgverlof en zelfs betaald menstruatieverlof in sommige vooruitstrevende organisaties. En wat dacht je van de discussie over volledig gelijkwaardig geboorteverlof voor vaders? Nederland lijkt een inhaalslag te maken richting Scandinavische landen, waar verlof voor moeders én vaders gelijk verdeeld is.
Een andere trend is de focus op mentale gezondheid. Niet alleen de praktische kant van verlof krijgt aandacht, maar ook de emotionele en sociale impact van ouderschap. Werkgevers investeren steeds meer in re-integratieprogramma’s en coaching voor ouders.
Wat we hiervan leren
Van oma’s tijd waarin vrouwen geen keuze hadden, tot nu waarin we streven naar gelijkheid en balans: de evolutie van verlof in Nederland is een spiegel van hoe onze maatschappij verandert. Verlof gaat allang niet meer alleen over “uitrusten van de bevalling.” Het is een recht, een kans, en een manier om werk en privé in balans te brengen.
Bij VerlofHub zijn we trots om onderdeel te zijn van deze verandering. We ondersteunen werkgevers en ouders om verlof niet alleen goed te regelen, maar ook een positieve ervaring te maken. Laten we samen bouwen aan een toekomst waar iedereen zonder zorgen met verlof kan.